Hoofdmenu:
De vreugde van het offer
Met vreugde begint Jezus zijn lijden. Ook de vrees en de onrust van de doodsangst heeft Jezus willen doorstaan. Hij wilde alles lijden wat een mens te lijden kan hebben; Hij wilde ons berusting en overgave leren in de moeilijkheden waar het leven altijd vol van is. Hij wilde lijden in al zijn vermogens om de zonden uit te boeten die wij in ieder vermogen van ziel en lichaam bedreven.
In die uiterste nood betuigt Hij onderwerping aan de wil van zijn Vader; spoedig daarop hervindt Hij zijn gewone stemming van blijmoedige offervaardigheid. Vastberaden gaat Hij zijn verrader tegemoet. Hij weet wat Hem te wachten staat: de bittere kelk waarnaar Hij met verlangen heeft uitgezien, het bloedige doopsel dat Hij omwille van zijn Vader en omwille van ons zal ontvangen en dat Hij met ongeduld tegemoet ziet.
Alle gebeurtenissen van zijn lijden samengenomen betekenen onze redding en verlossing. Jezus’ lijden is het noodzakelijke voorspel voor zijn verrijzenis, voor het openen van zijn Hart, voor de geboorte van de Kerk, voor de nederdaling van de H. Geest en voor alle genaden die sinds de schepping der wereld in verwachting en in voorbereiding zijn. Zij lijden is zijn overwinning op duivel en zonde.
Meermalen heeft Jezus zijn verlangen naar het Kruis geuit. Het was voor Hem een beproeving om te moeten wachten: ‘Ik heb een doopsel ontvangen en hoe verlang Ik ernaar dat het gebeurt.’
Jezus brengt zich ten offer omdat Hij het zelf wil. ‘Zal ik de kelk niet drinken die de Vader Mij heeft gegeven?
Uit: J.L. Dehon ‘In Jesus’ Hart. Overwegingen voor iedere dag van het jaar.’
Deel I pag. 210