Hoofdmenu:
Jezus’ Koningschap
David heeft de drie Koningen in een profetisch visioen aanschouwd en in zijn psalmen beschreven:
‘De koningen van Tharsis en zijn kusten zullen Hem geschenken brengen; de koningen van Arabië
en en Saba zullen Hem hun schatting betalen; alle vorsten zullen Hem huldigen, alle volken Hem
dienen (Ps. 71).
Niets is in het Oude en Nieuwe Testament duidelijker getekend dan het Koningschap van Jezus.
Wat het Oude Testament zei van God, namelijk dat Hij de allerhoogste is en Heer der Heren, zegt
het Boek van de Openbaring herhaaldelijk van Jezus: ‘Hij is de eerstgeborene der doden en de
opperste van de koningen der aarde’ (Op. 1,5), ‘Maar het Lam zal hen overwinnen want het is de
Heer der heren en de Koning der koningen’(Op. 17,14) ‘En op zijn kleed en op zijn heup draagt Hij
de naam geschreven: Koning der koningen en Heer der heren’(Op. 19,16).
De tweede psalm is één verheerlijking van Jezus’ koningschap: ‘Waarom spannen de koningen der
aarde tegen Hem samen?... ‘God zegt tot Hem: …Vraag Mij, dan geeft Ik U de volkeren tot
erfdeel’(ps.2,2-
Sint Paulus schrijft aan de Kolossensen: ‘Hij is het hoofd van alle heerschappijen en
machten.’(Kol.2.10).
Door alle eeuwen heen straalt de heerlijkheid van Jezus’ koningschap. Jezus draagt zijn titel met
volle recht: Hij won zijn kroon door het verlossingswerk te volbrengen. Moeilijkheden en
beproevingen kunnen zijn rijk overvallen maar altijd zal Hij de zege behalen. ‘Waarom spannen de
vorsten samen tegen de Heer en zijn Gezalfde?’, vraagt David. En hij vervolgt: ‘Die in de hemelen
woont lacht hen uit’(ps. 2,2-
Uit: J.L. Dehon In Jezus’ Hart deel 1, pag. 33