- Nieuw project

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Overweging door Mgr. Dr. J.W.M. Hendriks,
hulpbisschop van het Bisdom Haarlem-Amsterdam
bij gelegenheid van de
Landelijke Dag van Hulde en Eerherstel
aan het Goddelijk Hart van Jezus
in het Theater aan de Parade te ‘s-Hertogenbosch
op 1 juni 2016

EERHERSTEL: ONS ANTWOORD OP ZIJN BARMHARTIGHEID

In deze inleiding zullen we stilstaan bij verschillende bijbelse woorden die de goddelijke barmhartigheid tot uitdrukking brengen.

Het Latijnse woord voor barmhartigheid, Misericordia, is samengesteld uit de woorden miseria, dat ellende en een lijden aanduidt, en cor, dat ‘hart’ betekent. De heilige Augustinus vermeldt dat al in zijn Confessiones (3,2,2), het boek van de belijdenissen waarin hij over zijn bekeringsweg schreef. Daar betrekt hij miseria op het lijden om eigen lijden, de narigheid die we om onze eigen ellende ervaren – en dat leidt tot zelfmedelijden - en misericordia betrekt hij op het lijden om het lijden van anderen. Barmhartigheid is dan een vorm van medelijden, een hartelijke betrokkenheid op het lijden van anderen. Het wezen van Gods barmhartigheid is Zijn hartelijke betrokkenheid op ons lijden; dat lijden van ons mensen is fundamenteel ontstaan door de erfzonde, waardoor het bestaan van de mensen niet meer op het leven en het eeuwig geluk was gericht, maar op dood en ondergang. De drijfveer voor die erfzonde was het verlangen om gelijk aan God te worden (Gen. 3,5). De verlossing door Jezus is dé uitdrukking van Gods hartelijke betrokkenheid op ons lijden. Daardoor komt ook al het lijden in een ander perspectief te staan: als wij lijden is dat niet het laatste woord, het is niet het eindstation van ons leven, maar een poort; het is als de poort die Jezus zelf is doorgegaan naar de verrijzenis, de opstanding tot nieuw leven. Dat wij ons laten betrekken in Zijn lijden uit liefde voor de mensheid, dat is de kern van eerherstel: wij bieden Hem iets van ons lijden aan en onze offers en gebeden, als dank voor wat Hij voor ons heeft gedaan, wij bidden en offeren met Hem mee en proberen iets te stellen tegenover al het kwaad dat we in de wereld zien. Eerherstel is een antwoord op Zijn goddelijke barmhartigheid en een manier om ons die barmhartigheid eigen te maken: wat heeft Hij geleden en hoeveel liefde zit hier achter? Toen ik nog op het seminarie zat, lag er vaak een dwaal op het hoofdaltaar met een geborduurde rand. Op die rand stond de tekst: “Quis non amantem redamet?”: wie zou Degene die liefheeft niet terug-beminnen? Dat is de uitnodiging om Hem terug te beminnen uit dankbaarheid en dat ook te doen door Hem ons gebed en ons lijden aan te bieden. “niet klagen, maar dragen en vragen om kracht”. Laten wij iets goedmaken door onze wederliefde.

Ieder mens moet lijden, het hoort bij dit onvolkomen menselijk bestaan dat wij moeten lijden. Lijden hoort bij de liefde. Als we niet zouden liefhebben, zouden we minder of niet om allerlei situaties en mensen lijden. Maar we hebben lief en dat geeft het leven juist zijn glans en waarde. Sommige mensen krijgen veel, heel veel te dragen. Waarom zij? Het antwoord daarop krijgen we niet; iedere uitleg van het waarom van een diep verdriet en van een groot lijden dat we moeten ondergaan, zouden we trouwens ervaren als een soort goedkope smoes. Stel je voor dat iemand aan een moeder zou willen gaan uitleggen waarom haar kind gestorven is.... We zouden geneigd zijn kwaad te worden als iemand dat zou doen. Het zal ons pas in het licht van de eeuwigheid duidelijk worden. God, mens geworden, heeft uit liefde willen lijden en de apostel Paulus heeft ons gezegd dat ons lijden in dat mysterie van liefde een plaats heeft: wij mogen aanvullen wat aan het lijden van Christus ontbreekt (Kol. 1,24).

Soms zeggen mensen dat het toch wreed is dat God Zijn Zoon zo laat lijden; dat kan geen goede God zijn. Dat zien zij verkeerd. Het gaat er niet om dat God een ander vreselijk laat lijden voor de uitboeting van de zonden, maar dat Hijzelf mens wordt om dit lijden op zich te nemen en het van ons af te nemen. Het is God die mens wordt en zich uit liefde tot het einde toe geeft.

Als wij met Gods hulp ons lijden kunnen aanvaarden in een geest van eerherstel, wordt dat lijden anders. De mens zonder God wil dat lijden koste wat kost uit de weg gaan. Hij heeft namelijk niets anders dan dit aardse leven, daaruit moet al het leuke en waardevolle worden gepuurd. Als dit leven een flop wordt, is alles mislukt. Al het negatieve, al het lijden doet afbreuk aan die korte tijd die de mens zonder God heeft om een beetje gelukkig te kunnen zijn. Daarom is die mens zonder God geneigd over grenzen heen te gaan om het leuk en het leven aanvaardbaar te kunnen houden: dan moet vooral het zwakke en weerloze dat zich niet kan verdedigen of verzetten, het ontgelden. Maar het kruis krijgt voor wie in Christus gelooft een andere betekenis, die niet alleen maar negatief is en afbreuk doet.

Tot besluit van dit gedeelte zou ik een voorbeeld willen geven van iemand die mij zeer heeft geïnspireerd en die uit miseria, uit betrokkenheid op eigen lijden, overging naar de beleving van barmhartigheid, waardoor zijn eigen lijden eerherstel werd, een geschenk aan de Heer.

Mijn vader was tuinder en een van de personeelsleden, die Frans heette, kwam uit een gezin van twee zussen en – ik meen – drie broers. De vader en de broers stierven allemaal, de één na de ander, rond hun 45e aan kanker, na een – menselijkerwijs gesproken - vreselijk ziekbed. Frans was de laatste. De zussen en de oude moeder bleven in leven. Natuurlijk was dit voor de moeder een eigenlijk bovenmenselijk lijden. Maar zij was iedere ochtend in de Mis, ’s morgens om acht uur; dat maakte wel iets duidelijk van waar zij haar kracht uit putte. Van Frans had iedereen gedacht dat hij nogal luchtig leefde. Hij had niet veel scholing gehad. Frans schreef vlak voor zijn dood een brief aan zijn moeder en beide zussen met deze inhoud: “Ik weet dat mijn heengaan voor jullie zwaar valt, maar dit afscheid is maar kort want we hopen elkaar spoedig terug te zien in de hemel. In de tijd van mijn ziek-zijn hebben wij dikwijls gesproken: heb geen angst voor de dood; het was de weg die God heeft uitgezet en wij mogen daar niet tegen in opstand komen. Daarom, lieve moeder en lieve zussen: bedankt voor de hulp en de steun die ik heb gehad. Dank ook alle vrienden en kennissen voor de steun en hulp. Het was een lange en moeizame weg met veel duistere dagen en toch was er altijd een lichtpunt, dat was de Heer die altijd weer troost bracht. Hij riep mij en nu ben ik op mijn bestemming. Er zullen voor jullie nog veel moeilijke dagen komen. Kijk dan naar boven en luister naar de stem in de woestijn, want Hij is er die naar je luistert. Ik ga eindigen, ik wens u allen veel goeds en kracht. Ik zal voor U allen bidden. Dag lieve moeder, lieve zussen, veel kracht en tot later in de hemel. Rozen verwelken, tijden vergaan, maar Gods liefde voor de mensen zal altijd blijven bestaan”. Zo is Frans gestorven.

Het Griekse woord voor barmhartigheid is eleos, dat we kennen uit het Kyrie eleyson, Heer, ontferm U over ons waarin we steeds weer opnieuw de barmhartigheid van God over ons afroepen met de woorden van de moeder van de bezeten dochter (Mt. 15, 22), de vader van de bezeten zoon (Mt. 17, 15), de blinden (Mt. 9, 27; Mc. 10, 47; Lc. 18, 38-39) of de melaatsen (Lc. 17, 13). Wanneer wij diezelfde woorden overnemen, erkennen we onze eigen armzaligheid, onze geestelijke wonden en het feit dat we al te vaak onderdeel zijn van een maatschappij die van zoveel zaken bezeten is, die van God wegleiden. Van wat voor geest zijn we vervuld en waar is onze maatschappij vol van? Welke afgoden vereren we? Dat is vaak niet erg verschillend van wat Narcissus bezielde. Deze godenzoon uit de Griekse mythologie zag er fantastisch uit en toen hij eens in het stilstaande water van een meer keek, zag hij hoe mooi hij was, hij wilde zichzelf omarmen en verdronk. Dat is de tragiek van eigenliefde en zelfverheerlijking, die een typisch kenmerk is van onze tijd. Narcisme wordt de neiging genoemd van iemand die zichzelf op een voetstuk plaatst, die denkt recht te hebben op geluk en voorspoed en op verering en aandacht. Een narcist is iemand die altijd meer rechten meent te hebben dan anderen, die vindt dat hijzelf heel bijzonder is. In feite cirkelt het bij zo’n persoon allemaal om hem- of haarzelf en het heeft dus alles met egocentrisme en individualisme te maken. In feite zit daar vaak een minderwaardigheidsgevoel achter, een gevoel niet in liefde aanvaard te zijn. Niet lang geleden is in de Verenigde Staten opnieuw een onderzoek gedaan naar persoonskenmerken onder studenten met vragen die ook waren gebruikt in een onderzoek dat enkele tientallen jaren geleden was gehouden. Narcistische kenmerken waren enorm toegenomen. Waar de middeleeuwse mens zich vooral heeft ervaren als onderdeel van een groter geheel, van een samenleving en kerkgemeenschap, is de moderne mens op zichzelf gericht. Dat is een beweging die eigenlijk al sinds de vijftiende eeuw herkenbaar is in het nominalisme bijvoorbeeld en die vaak de “Antropologische wending” wordt genoemd: de mens staat centraal en dat leidt in onze tijd tot een versterking van de narcistische kenmerken. Narcisme is eigenlijk een persoonlijkheidsstoornis maar het is meer een volksziekte geworden. Wat groot is, is in tel, wat klein is, telt niet mee: opnieuw kan ik wijzen op wat ik zojuist al heb genoemd toen ik erover sprak wat het kan betekenen als mensen hun geluk helemaal uit het aardse leven moeten halen: het kleine en het zwakke moeten het ontgelden. Dat wordt natuurlijk nog versterkt wanneer mensen heel erg op zichzelf en hun eigen riante plaats in het leven zijn gericht: denk aan prenatale diagnostiek om kinderen met Downsyndroom op te sporen en te kunnen aborteren, denk aan het gebrek aan eerbied voor het menselijk leven dat klein is, ongeboren of heel zwak. Dezer dagen was in het nieuws dat de minister het creëren van embryo’s voor het doen van experimenten wil goedkeuren. In onze maatschappij mag je menselijk leven creëren om er experimenten mee te doen en het vervolgens te vernietigen. Dit menselijk leven telt niet mee, zelfs niet in statistieken van slachtoffers, want zij mogen geen mens of menselijk leven worden genoemd. Dat hoort bij een narcistische samenleving waarin de stralende, mooie, grote, zichzelf verheerlijkende mens centraal staat. In feite zijn we hier bij de kern van de erfschuld gekomen waarvan de grote verleiding is dat je gelijk zult worden aan God en zelf zult kunnen bepalen wat goed is en kwaad (Gen. 3,5).

Het antwoord van God hierop is geweest dat Hij zich klein maakte, zo klein als een mens maar zijn kan: werkelijk groeiend in de schoot van Zijn Moeder, van wie Hij waarachtig de Zoon is geworden en volwassen geworden werd Hij - in de kracht van Zijn leven - verworpen, veroordeeld, als een misdadiger aan het kruis geslagen, niet als een noodlot dat Hem zomaar overkwam, maar als een weg voor ons tot verlossing, als een paasmysterie ten behoeve van de mensen zodat zij bevrijd zouden worden van de gevangenschap van het eigen ik, vrij van de straf van het opgeblazen, narcistische ik. Een belangrijk deel van die verlossing is de erkenning dat ons “ik” inderdaad opgeblazen is, dat wij ons inderdaad te belangrijk zijn gaan vinden, dat wij in feite zelf klein zijn en verlossing nodig hebben. Dat brengen we tot uiting in het uitspreken of zingen van woorden die in het evangelie in de mond worden genomen door mensen die zich duidelijk bewust zijn dat ze hulpbehoevend zijn: “Heer, ontferm U over ons”, “Kyrie, eleison”. En tegelijkertijd belijden we met deze woorden de grootheid en macht van God, die Heer is en ons telkens weer nieuw leven geeft, die het geheim van de verlossing door Zijn Zoon steeds weer in ons vernieuwt. Iedere keer dat wij die woorden bidden met geloof en overtuiging en ons aan Gods liefdevolle ontferming toevertrouwen, geven we ook eerherstel: het is een daad van wederliefde, een erkenning dat Hij dit alles ook voor ons heeft volbracht. Wie eerherstel brengt, stelt niet zijn eigen lijden als misère centraal, maar voegt zich in Jezus’ lijden in. Eerherstel brengen is dus ook een keuze voor de weg van het dienen, van het geven, van de eenvoud, van het medewerker willen zijn van de verlossing. “Niet ons, Heer, niet ons, maar aan U komt de eer toe”.

In het Hebreeuws is chesed het woord voor barmhartigheid, een uitdrukking die de trouw van God in Zijn barmhartigheid onderstreept. God blijft trouw aan Zijn barmhartigheid, Hij kent geen berouw over Zijn genadegaven noch over Zijn roeping (Rom. 11, 29). Chesed is een liefhebbende hartelijkheid in trouw en wordt daarom op verschillende wijzen vertaald. Het woord wordt alleen gebruikt wanneer er een erkende band is tussen de partijen, zoals tussen God en het volk van Israël. Het drukt dus ook de trouw aan het verbond uit. God blijft trouw aan de band die Hij met ons in het doopsel is aangegaan. Je bent Zijn kind.

Het Griekse woord Eleos, ontferming, is ook een vertaling van het Hebreeuwse rachamim dat de emoties in de liefdevolle trouw onderstreept (vgl. ps. 117 en 135). Dat woord rachamim is verbonden met het woord rechem, dat moederschoot betekent. Zoals de moederschoot een ongeboren kind in liefde beschermt, zo beschermen Gods liefde en barmhartigheid ons: “Zal een vrouw haar zuigeling vergeten, een liefhebbende moeder het kind van haar schoot? En zelfs als die het zouden vergeten, ik vergeet U nooit! Zie, in mijn handpalmen heb ik u geschreven”(Jes. 49, 15-16). Rachamim is dus in het Hebreeuws een heel emotioneel woord om Gods barmhartigheid aan te duiden. Zo ongeveer als Jezus uitroept als men Hem komt waarschuwen dat men Hem wil vermoorden: “Hoe dikwijls heb ik uw kinderen willen verzamelen, zoals een kloek haar kuikens verzamelt, maar gij hebt niet gewild”. Deze emotie komt terug bij het laatste avondmaal als Jezus over Zijn gevoelens spreekt, dat Hij bedroefd is tot stervens toe, terwijl de door Jezus beminde leerling – Johannes, maar hij is eigenlijk een beeld voor iedere leerling die Jezus wil volgen - aan Zijn borst rust (vgl. Jo. 13, 23).

Deelname aan het paasmysterie, aan het lijden, sterven en verrijzen van Jezus betekent dat wij opnieuw geboren worden. “Wanneer de vrouw gaat baren is zij bedroefd omdat haar uur gekomen is; maar wanneer zij het kindje ter wereld heeft gebracht, denkt zij niet meer aan de pijn, van blijdschap dat er een mens ter wereld is gekomen” (Jo. 16, 21). De pijn en de droefenis die Jezus bij het laatste avondmaal onder woorden brengt is dus een soort moederschootemotie: de pijn van het baren tot nieuw leven. Denk in dit verband ook gerust aan de emoties van de vader bij de terugkeer van de verloren zoon: zijn hart wordt door medelijden bewogen “...deze
zoon van mij was dood en is weer levend geworden” (Lc. 15, 24). Zo is Gods barmhartigheid voor ons. We moeten nooit aan Zijn barmhartigheid wanhopen. Hij zal ons nooit vergeten. Het kan zijn dat er iets in ons leven is wat ons parten speelt, een getrokkenheid bijvoorbeeld naar iets waarvan we eigenlijk wel weten dat het niet goed is, dat het niet past bij het mooie, gave beeld van onszelf dat we graag willen laten zien aan anderen. Als mensen die kant van ons zouden kennen, zouden we ons schamen. Ook daarin moeten we niet wanhopen, niet wegstoppen. We willen allemaal wel graag goed overkomen en we voelen dan de neiging om de minder mooie kanten weg te moffelen of om ze voortaan maar goed te noemen en niet meer als verkeerd te zien. Maar het is juist een belangrijke weg naar waarlijk mens zijn dat we onze kleine kanten in waarheid aanvaarden, dat we erkennen en aanvaarden dat we moeite hebben met bepaalde dingen of mensen, dat er minder ideale kanten aan ons zijn. Ook het aanvaarden en erkennen van onze kleine kanten kan een vorm van eerherstel zijn, omdat we daardoor aanvaarden dat we werkelijk geheel afhankelijk zijn van Gods barmhartigheid. En die barmhartige liefde voor ons is er altijd. De grootste fout van Judas is niet dat hij zijn Heer verraden heeft, maar dat hij daarna gewanhoopt heeft aan Zijn barmhartigheid en zichzelf is gaan verhangen.

Als de miseria, de ellende van anderen bij ons hart komt, wordt ons hart bewogen en de ellende mee-gedragen. De misericordia, de barmhartigheid, merkt het leed op, oordeelt niet, maar verwarmt en doet de ellende als het ware wegsmelten. Dat is onder mensen al zo:  als iemand de ellende mee-draagt in hartelijke verbondenheid, wordt de last lichter. De warmte van een barmhartig hart bewerkt een wonder. Liefde en barmhartigheid, dat mee-dragen in liefde, bewerken vaak meer dan menselijke beperkingen en zelfs pijn ons kunnen aandoen. Ik vergeet nooit dat ik de oude moeder van een flink gezin met kinderen en kleinkinderen niet eerder zo gelukkig en opgewekt had gezien als toen zij in een verpleegtehuis terecht kwam. Het was gelukkig een verpleeghuis met goede voorzieningen en geestelijke verzorging, maar wat haar vreugde gaf was het hartelijk meeleven van haar kinderen en kleinkinderen in deze situatie. Dat deed haar meer goed dan haar lichamelijke situatie haar kwaad deed.

Natuurlijk is het hart van een mens maar beperkt, zodat ook dit effect beperkt zal zijn: wij kunnen niet alle ellende wegnemen, al kan de barmhartigheid van mensen dus veel betekenen en verzachten. Maar het hart van God is oneindig barmhartig en die barmhartigheid heeft een gezicht: Jezus Christus, die Zijn hart voor ons geopend heeft, die door Zijn lijden ons barmhartigheid betoont en die verrijst tot nieuw en eeuwig leven.

We zijn hier omdat we op een of andere wijze verlangen dat te doen, we willen eerherstel geven. Eerherstel wordt onder mensen heel belangrijk gevonden, het gaat dan vaak om iemand die zich in zijn eer voelt aangetast en vindt dat deze belediging, deze onterechte aantijging geheel recht gezet moet worden, zoals bijvoorbeeld bij professor George Maat die eerherstel wilde van de minister na onterechte verwijten over zijn MH-17 lezing, of bij Romano van der Dussen die vele jaren onterecht in een Spaanse gevangenis zat. Maar het eerherstel dat wij willen geven, gaat eigenlijk niet zozeer van Hem uit die door het kwaad van de mensen wordt beledigd. Het is niet omdat Hij het eist dat wij eerherstel geven. Het was niet zo dat Jezus heeft gezegd dat Hij in Zijn recht en eer hersteld moest worden, toen Hij aan het kruis hing. De reactie van Jezus op het kruis was: bidden om vergeving voor degenen die Hem kwaad deden omdat die niet wisten wat zij deden (Lc. 23, 34). Hij verontschuldigde degenen die Hem van Zijn eer beroofden. Hier komt het verlangen tot eerherstel van ons uit: niet Hij eist het, wij willen het, vanuit het verlangen om de nalatigheden en beledigingen aan Gods adres weer goed te maken, om eerherstel te geven voor onze eigen zonden en tekortkomingen, en die van anderen, vanuit het verlangen ons in te voegen in Zijn betekenisvol en werkzaam lijden, vanuit ons verlangen om niet onszelf centraal te stellen maar Hem en de naaste in wie wij Hem mogen herkennen.

Eerherstel is het verlangen om de nalatigheden en beledigingen aan Gods adres weer goed te maken, onze eigen zonden en tekortkomingen, maar ook die van anderen. Door dat te doen werken we mee aan Christus’ verlossingswerk, worden we mede-verlossers, mogen we aanvullen wat ontbreekt aan het lijden van Christus.

De hoogste en meest volmaakte vorm van eerherstel is door Jezus Christus zelf gegeven, die ons heeft verlost door Zijn leven als zoenoffer te geven voor onze zonden en die door Zijn gehoorzaamheid de gevolgen van de ongehoorzaamheid teniet heeft gedaan en de zonden van velen heeft gedragen (vgl. CKK 615). Hij die God en Mens was heeft uit liefde voor ons dit volmaakte offer gebracht. Die liefde, die ons door heiligen als Margaretha Maria Alacoque en zuster Faustina onder de aandacht is gebracht, mogen wij bijzonder vieren in dit heilig jaar van de barmhartigheid. En als antwoord op die barmhartigheid bieden wij Hem onze eigen kleine gave aan: eerherstel....

 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu